Waarom mag je eigenlijk geen onaffe zinnen maken, vroeg een schrijver die had deelgenomen aan mijn workshop essay schrijven. In haar tekst kwamen veel onvolledige zinnen voor. Zonder persoonsvorm. Soms mooi geformuleerd. Met alleen wat zelfstandige naamwoorden. Geen handelingen. Of alleen maar handelingen, zonder onderwerp. Lachen. Zwijgen. Zo dus.
Mijn vuistregel: gebruik onaffe zinnen met mate, hooguit twee keer in een tekst van 1000-1500 woorden.
Ze vroeg: ik heb het idee dat je met die korte, onaffe zinnen vooral een sfeer neerzet.
Mijn antwoord: natuurlijk mag je onaffe zinnen maken! Schrijvers mogen alles. Toch ik raad je af om zinnen te schrijven die onvolledig zijn. En met onvolledig bedoel ik: zinnen waarin geen handeling verschijnt, waarin de persoonsvorm of het onderwerp ontbreekt.
Als je beter wil worden in schrijven, dan kun je letten op schrijvers die je echt goed vindt. Tel eens het aantal onvolledige zinnen op één van hun pagina’s. Je vindt er weinig tot geen, vermoed ik, en dan vooral misschien in dialogen.
Schrijvers buiten de mogelijkheden van de taal compleet uit als ze sfeer scheppen in volledige zinnen die op hun beurt weer volledige beelden en handelingen creëren. Dat heeft uiteindelijk meer effect.
Onvolledige zinnen zijn associatief, statisch. Eigenlijk is een schrijver van dit soort zinnen ook een beetje lui: de lezer moet de moeite doen om er een volledig beeld van te maken.