‘Als er niets te denken is, dan schrijf je niets’

J.J. Voskuil: ‘Schrijven moet een vorm van denken blijven.

En het moet geen taalacrobatie worden. Dat kan ik niet. En dat zou ik nooit gekund hebben. Door het vastleggen, door het op te schrijven, disciplineer je je denken. En als je je denken disciplineert, dan moet je dat precies doen.’

(..)
‘Als je niet ingewikkeld schrijft, kun je de zaak niet belazeren. Volgens mij zijn er veel schrijvers die de zaak belazeren. Doordat ze niet willen vertellen, of wat ze niet begrijpen, ingewikkeld vertellen.’

(..)[A]ls je wilt weten wat iemand nou eigenlijk met zijn leven doet, dan moet je niet [A.F.Th] van der Heijden lezen. Want je weet absoluut niet wat die man met zijn leven doet. Hij doet waarschijnlijk niets met zijn leven. Hij zit in zijn kamer en bedenkt een leven. Maar niet van zichzelf. Je kunt dus niet zeggen dat hij een slechte schrijver is, maar het is niet meer interessant.
Je moet dus het schrijven niet gebruiken om je beroep ervan te maken. Je moet het schrijven gebruiken als hulpmiddel om te denken. En als er niets te denken is, dan schrijf je niet.’

J.J Volkuil in: Visser, W. (2008) Het gaat er niet wat je zegt. Het gaat erom wat zij begrijpen Sdu, p. 53-55.