In Zeepijn toont Charlotte Mutsaers zich een spoorzoeker: ze onderzoekt het verband tussen de zee en de dennen. Een dennenboom ruist als de zee. De dennenappel heeft de schubben van een vis. En het leven van een schrijver als Robert Walser is doorstoken van dennennaalden: geen wonder voor een Zwitser die moet leven in een land zonder zee.
Al die volstrekt particuliere observaties verwerkt Mutsaers in een verzameling van teksten die anekdotisch, biografisch, essayistisch zijn. En volstrekt origineel.
Een kunstenaar heeft een nauwe blik nodig, stelt Mutsaers.
”Hoe beperkter zijn blikveld, hoe beter. Hoe meer obstakels erin staan, hoe beter. Hij zal altijd willen uitvissen wat ze verborgen houden. Eromheen trachten te kijken, eronder, erachter, ernaast, erin of erbovenop. Hij zal altijd willen achterhalen welk geheim die voorwerpen verbindt, wat hun samenhang is. Dat zet hem op het spoor van zijn eigen geheim, zijn eigen samenhang.” (p.99)
Daarom liever concreet dan abstract, liever kronkelig dan rechtlijnig, liever diepte dan vergezichten, schrijft ze. En dat doet weer denken aan Montaigne.
Een gedachte krijgt meer kracht als hij is samengebald in de afgepaste voeten van het vers, schrijft hij in Over de opvoeding. Zo treedt hij krachtiger naar buiten, waardoor hij je meer raakt en overtuigt. Net als dat een geluid dat door de nauwe buis van een trompet luider en scheller klinkt.
Dat schelle lijkt me nu weer geen aanbeveling, maar de lessen voor een essayist liggen toch weer op een andere manier voor het oprapen.
Onderzoek je associaties, zegt Mutsaers, met een nauwe blik, maar ga niet van alles aan elkaar lijmen ”zonder er met huid en haar bij betrokken te zijn, dan wordt het een spelletje Mikado. Dan storten alle bouwsels, hoe origineel misschien ook, binnen de kortste keren in elkaar.” (p.243)