Schrijven is: weefsel creëren tussen A en B

Guido van der Werve studeerde ooit in Moskou. Op een dag stond hij op een brug te kijken naar een eindeloze rij auto’s die over de snelweg raasden. Opeens rende een man de snelweg op.  Hij werd aangereden. Van grote afstand zag Van der Werve hoe de man stierf. ’s Avonds bezocht de kunstenaar in het theater een beroemd ballet.

Die twee gebeurtenissen brachten hem tot het maken van de film ‘Nummer 2’, waarin je de kunstenaar ziet botsen op een voorbijgaande auto. Dan komt er een politiebusje langs waaruit vijf klassieke danseressen stappen. Op een Nederlandse klinkerstraat voeren ze een dans uit op muziek van Corelli. Wonderschoon. (En te zien in Filmmuseum Eye tot 29 mei 2022).

Dit is ware kunst – een kunst die ook in schrijven tot uitdrukking komt. Correctie: kan komen.

Je ziet, herinnert, ervaart, weet, creëert fenomeen A, en je ziet, herinnert, ervaart, weet, creëert fenomeen B.

De kunst is nu om een weefsel te produceren dat A en B aan elkaar relateert: een zelfdoding op een snelweg  met een ballet, bijvoorbeeld, of een triatlon die het hart van Chopin, begraven in Warschau, verbindt met zijn graf in Parijs (Film nummer 14 van Van der Werve).

Weefsel creëren door draden te spannen tussen A en B en die vervolgens te vullen met scenes, verhaallijnen, veelzeggende details.

Overigens knoopt Van der Werve veel meer fenomenen aan elkaar. Want op dezelfde dag dat hij het ongeluk en het ballet zag, had hij ’s ochtends voor zijn studie Russisch als oefening een contactadvertentie moeten schrijven. Hij schreef:

’s ochtends kan ik niet opstaan
’s middags verveel ik me
’s avonds ben ik moe
’s nachts kan ik niet slapen

Met die zinnen begint ‘Nummer 2, met als ondertitel ‘Just because I’m standing here doesn’t mean I want to’. De straat waar de danseressen hun ballet opvoeren ligt in Papendrecht, Van der Werve’s geboorteplaats.

In een interview in het radioprogramma Nooit meer slapen vertelde Van der Werve dat hij thuis veel spanningen ervoer.
In een van zijn films (Nummer 14) zie je dat geboortehuis, een rijtjeshuis met een jaren zeventig interieur. In de huiskamer speelt een orkest, in de slaapkamers zingt een koor. In een volgende scene bezetten de musici  de stoep. De kunstenaar verlaat het huis, waarna het ontploft. Glas spat uit alle ramen.

Het lijkt niet meer dan logisch dat de kunstenaar daarna opgehesen wordt aan een hijskraan die hem hoog boven het rijtjeshuis tilt.

Echte kunst heeft een logica, een logica die de lezer, de kijker, de luisteraar volkomen overtuigt.

Twee kikkers

Er waren eens twee kikkers die beide in een pan met room waren beland. ‘Na hun overlevingskansen aandachtig te hebben geanalyseerd waren ze het erover eens dat die gering of afwezig waren. De pessimist concludeerde dus dat het geen zin had om moeite te doen en verdronk waardig. De optimist vocht tegen beter weten in voor zijn leven – hij bewoog heen en weer, spartelde, zwom hen en terug in de room zolang hij daarvoor de kracht had. Op een gegeven moment bleek dat hij met zijn wanhopige bewegingen de room tot boter had geklopt – hij klauterde de pan uit en was dus gered.’

Zo beschrijft Olga Tokarczuk in De tedere verteller de ontstaansgeschiedenis van haar roman Jaag je ploeg over de botten van de doden.

‘[D]oor chaotisch te schrijven, eerst hier en dan weer daar, door van een beeld naar een dialoog, van een beschrijving naar een notitie te springen, door verhaallijnen te creëren en personages op te bouwen, heb ik de chaos tot een roman geklopt.Daarvoor is onuitputtelijk optimisme nodig en dat is veel belangrijker dan vaak overschat talent of ijver.’

 

Een schrijvend ik dat in zichzelf gelooft

Al een aantal jaren geef ik essayles op de Schrijversvakschool, eerst in Amsterdam, tegenwoordig in Groningen. Een groter verschil in populatie is niet denkbaar. Om even grof te generaliseren: in Amsterdam komen sommige studenten binnen met een air alsof ze Harry Mulisch himself gaan opvolgen. Ze hebben veel meer zelfvertrouwen en flair dan de studenten in Groningen, waarvan sommige zo bescheiden zijn dat je ze op stage in Amsterdam zou willen sturen. Een stage voor Amsterdammers in Groningen zou trouwens ook niet slecht zijn: wie bescheiden begint, blijft langer veelbelovend.

Een overeenkomst tussen beide groepen is er ook: na een tijdje hebben bijna alle studenten een moment waarop ze door het ijs zakken. Ze vertrouwen hun eigen gedachten en waarnemingen niet meer. Hun zelfvertrouwen vervliegt. Ze vrezen dat ze alleen nog maar in clichés kunnen denken. Dat is soms ook zo. De eerste gedachten zijn meestal waardeloos, pas na hardnekkig doorschrijven, door associëren en formuleren krijgen originele gedachten een kans.

Het is eigenlijk helemaal niet gek dat  juist bij essayschrijven dat proces op gang komt. Dit genre vraagt dat je je intuïties serieus maar ook kritisch bekijkt. Een hele ingewikkelde tournure die kennelijk een stevige bodem veronderstelt.

‘Being a writer is an act of perpetual self-authorization’, schrijft Verlyn Klinkenborg in several short sentences about writing: ‘Only you can authorize yourself.’ Dat is zo mooi paradoxaal: in het schrijven ontstaat je bestaansrecht als schrijvend ik.

 

Organiseer je schrijfwerk met Scrivener

Wie een grote schrijfklus moet aanpakken, kan snel verzuipen in de informatie. Soms letterlijk: vele werkkamers zijn bezaaid met boeken, aantekeningen, kladjes. En soms ook digitaal: de pdf-files met mogelijk interessante info staan allemaal open – en vertragen je computer aanzienlijk. Wat te doen om je informatie goed te organiseren?

Een goed hulpmiddel
Het organiseren van je informatie is zowel een ordeningsprobleem als een schrijfprobleem. Zodra je informatie ‘van buiten’ verwerkt, dreig je al schrijvend op een zijpad te geraken, waar je moeilijk weer van af komt.

Eén remedie voor dit probleem is: wacht met schrijven totdat je precies weet wat je wil zeggen. Dat is lastig, tijdrovend en enorm zinvol. Je krijgt er zelfvertrouwen door, omdat je vastberaden je eigen weg weet te banen door alle info die voor je ligt.

Helaas heb je hiermee het organisatieprobleem nog steeds niet opgelost. Als je van handige tools houdt, dan kan Scrivener een oplossing zijn (we hebben geen aandelen, inmiddels wel behoorlijk wat ervaring).

Dit softwareprogramma stelt je in staat om de grote lijn te formuleren en de daarbij benodigde informatie ‘aan te hangen’. Bijkomend voordeel: volgens dit filmpje leer je in tien minuten met het programma werken.

Samen schrijven: verdragen – markeren – diagnosticeren – veranderen

Veel organisaties laten hun medewerkers samen een tekst schrijven. Dat valt niet altijd mee.

Samen schrijven is méér dan een conceptversie rondsturen met de mededeling: ‘Schiet er maar op’, en dan een groep mensen in de cc die moeten ‘meelezen’, zonder dat duidelijk is wat meelezen betekent: is dat ook schieten? Of is het goedkeuring verlenen als je niet reageert?

Schrijvers die samen een tekst schrijven moeten het vooraf eens zijn over:
– het onderwerp van de tekst
– het doel
– de beoogde lezer
– het profiel van de afzender
– de centrale boodschap

Over deze ‘meta-analyse’ lees je hier wat meer.

Hieronder een voorstel voor het werkproces als een tekst eenmaal in wording is.  Dit voorstel bestaat uit vier stappen. Die stappen vereisen discipline, maar je krijgt er wat voor terug! Frustratie blijft (langer) uit.

1. Verdragen
De eerste stap als lezer van een concepttekst (ook wel eerste versie, nul-versie of, mijn favoriet, sneuvelversie genoemd): LEES en VERDRAAG wat je leest.
Ga niet onmiddellijk wijzigen aanbrengen. Lees en overzie wat de tekst probeert, welk verhaal eruit spreekt en waar dat al dan niet overkomt.

2. Markeren
Lees nu de tekst opnieuw en markeer wat je niet bevalt. Wees opnieuw geduldig. Je hoeft alleen maar met een gele markeerstift, op scherm of op papier, aan te kruisen waar iets mis gaat, ook al weet je nog niet precies wat.

3. Diagnosticeren
Stel vervolgens bij ieder punt vast wat er aan mankeert. Bijvoorbeeld: ‘Hier mist cruciale informatie’; ‘Hier snap ik de redenering niet’; ‘Mijn aandacht verslapt op dit punt’; ‘Ik heb meer voorbeelden nodig’; ‘Te veel info in één alinea’; ‘Hier staat drie keer hetzelfde in andere woorden’. Gebruik hiervoor de opmerkingen-functie in je tekstverwerker.

Soms zal de diagnose leiden tot bijstelling van de meta-analyse. Dan blijkt bijvoorbeeld dat de tekst eigenlijk twee groepen lezers wil bedienen (dat gaat meestal mis), of meerdere hoofddoelen wil bereiken (de beste garantie voor een hoofdpijn verwekkende tekst). Dan moet je dus een paar stappen terug en eerst overeenstemming krijgen over doel, lezer, schrijver, hoofdboodschap.

4 Veranderen
Pas nu wordt het tijd om de tekst te veranderen. Afhankelijk van de samenstelling van je team kun je de taken verdelen. Misschien moet een specialist nog wat meer informatie aanleveren. Misschien kan één schrijver, als iedereen het eens is over de diagnoses, de veranderingen doorvoeren. Niet slecht is het om een andere eindredacteur vervolgens de kleine foutjes eruit te laten halen.

Dit voorstel helpt trouwens ook als je in eentje teksten schrijft. Dan moet je jezelf ook in meerdere personen splitsen. De redacteur in jezelf leest kritisch wat de flamboyante schrijver in jezelf eerder schreef.

Ik hoor al mensen zuchten: ‘Ja maar, dat kost allemaal zo veel tijd! Zij hebben gelijk. Schrijven is een complexe taak die bijna altijd onderschat wordt. Houd maar eens bij hoeveel tijd het schrijven van een tekst heeft gekost. Dan kun je daar een volgende keer voldoende tijd voor inplannen.

Twee adviezen!

Montaigne schreef in de zestiende eeuw: ‘We zijn het aan onszelf verplicht om goed te leven, niet om goede boeken te schrijven, veldslagen te winnen en gewesten te veroveren, maar om kalmte en rust te vinden bij de dingen die wij doen.’

Ja, ja, zo, zo. Montaigne had wel gelijk, maar heb je iets aan deze woorden als je ambitieus en onrustig bent? Dat ‘goed leven’, dat eh, is best vaag.

Kurt Vonnegut gaf een advies waar ik beter mee kan omgaan. Toen scholieren hem in 2006 uitnodigden voor een bezoek aan hun school, stuurde hij een brief. Publiek optreden deed hij niet meer sinds hij op een reptiel was gaan lijken, schreef hij. Hij was toen 84. Advies had hij wel:

‘Practice any art, music, singing, dancing, acting, drawing, painting, sculpting, poetry, fiction, essays, reportage, no matter how well or badly, not to get money and fame, but to experience becoming, to find out what’s inside you, to make your soul grow.’

Hij gaf nog wat concretere voorbeelden. Dans van school naar huis, zing onder de douche, teken een gezichtje in de aardappelpuree. Doe alsof je Dracula bent.

Hij vervolgt met een concrete opdracht: schrijf een gedicht op rijm van zes regels. ‘No fair tennis without a net.’ Schrijf het zo goed mogelijk, maar vertel het aan niemand. Verscheur je gedicht dan in kleine stukjes.

‘You will find that you have already been gloriously rewarded for your poem. You have experienced becoming, learned a lot more about what’s inside you, and you have made your soul grow.’

Ik moet denken aan een Chinese kunstenaar, Song Dong, die met water het levensverhaal van zijn vader schreef. De opgedroogde papieren toonde hij ooit in stapeltjes in een vitrinekast.
Song Dong wilde namelijk het levensverhaal van zijn vader perfect optekenen. Hij wilde vooral niet in het verleden blijven hangen. Hij had een slechte band met zijn vader.

Misschien is schrijven met water een goed alternatief voor het verscheuren van je gedicht?

Vind me in elk woord dat ik schrijf*

Een essay over essayeren

Manon Uphoff bracht haar jeugd door boven speciaalzaak Het Babyparadijs, dat ligt op de hoek van de Damstraat in Utrecht. Op de andere hoek, op de kruising met de Kanaalstraat, staat de uitstalling van groentewinkel Svetlana, een van de zeventien groentewinkels in Lombok.
Daar, bij die uitstalling inspecteer ik het aanbod met mijn handen. Ik ruik aan een roze vrucht met grove poriën. De man naast me, de sigaret in zijn hand verklaart zijn bruine tanden, vraagt bars: ‘Naam!’

Lees “Vind me in elk woord dat ik schrijf*” verder

Onaffe zinnen doen niet zoveel

Waarom mag je eigenlijk geen onaffe zinnen maken, vroeg een schrijver die had deelgenomen aan mijn workshop essay schrijven. In haar tekst kwamen veel onvolledige zinnen voor. Zonder persoonsvorm. Soms mooi geformuleerd. Met alleen wat zelfstandige naamwoorden. Geen handelingen. Of alleen maar handelingen, zonder onderwerp. Lachen. Zwijgen. Zo dus. Lees “Onaffe zinnen doen niet zoveel” verder

Wie ‘ik’ schrijft, heeft wat uit te leggen

Wie ‘ik’ schrijft – in een essay, bijvoorbeeld, heeft nogal wat uit te leggen. Hoe vertrouwd je eigen ik ook is, een onbekende lezer kent je niet.

En om het maar even bot te stellen: weinig lezers zullen zomaar geïnteresseerd zijn in jouw ‘ik’, tenzij je al bekend voor hen bent – als BN’er of als intimus.

Hieronder een aantal ongelijksoortige aanwijzingen en gedachten over het stileren van ‘ik’.  Gebruik ervan wat handig voor je is. Negeer vooral ook alles wat niet passend is.

Wat weet de lezer van jou?
Ik las De fundamenten van Ramsey Nasr, en het viel me op dat ik zijn teksten invul met wat ik uit andere media al vaagjes van hem weet: veertiger, man, acteur, dichter. Uit dit boek maak ik op: ah, wonend in een appartement, centrum Amsterdam, op de fiets naar de Stadsschouwburg voor zijn werk, alleen wonend.

Is dit soort kennis relevant? Interessant? Op detailniveau kun je achterhalen waarom soms wel. Een voorbeeld: uit pure corona-verveling en eenzaamheid draalt Nasr door zijn huis en stuit hij op een aantal lang vergeten dvd’s met klassieke films. Hij gaat ze bekijken. Eén ervan vormt stof voor nieuwe bespiegelingen. Zo creëert Nasr een verhaallijn. Was hij vader van drie kleine kinderen in Steenwijk, dan had hij die scene vast niet zó geschreven.

Wel persoonlijk, niet privé
Bedenk dat de lezer in principe niets van je weet. Dat hoeft ook helemaal niet, maar juist het essay biedt mogelijkheden om de lezer meer te verbinden met je gedachten, ideeën, ervaringen, via contact met de ‘ik’ van de schrijver.
Kijk daarom eens naar die ‘ik’ in je tekst. Schrijf op wat de lezer van deze ‘ik’ te weten komt. Soms is het te veel: dan staat er persoonlijke informatie in die particulier of privé is, alleen voor jou zeer betekenisvol maar voor de lezer irrelevant. Schrappen!

Situeer je ‘ik’ radicaal in de wereld
Meestal geeft een essay in eerste versie te weinig informatie over de ‘ik’. In dat geval: probeer je ‘ik’ radicaal te situeren in de wereld: plaats, tijd, lichaam, leeftijd, kleur, karakter – welke van deze en vele andere mogelijke kenmerken van de ‘ik’ kunnen bijdragen aan een kleurrijker, interessanter en vooral informatiever perspectief?

Blind date met je lezer
Soms helpt het om je een lezer voor te stellen, bijvoorbeeld iemand die je niet persoonlijk kent maar waar je wel graag contact mee wil krijgen.
Wat zou je tijdens een blind date met die persoon dan over jezelf vertellen?
Dit gedachte-experiment leidt juist soms weer tot te veel particuliere informatie, maar het kan je wel helpen om je vooronderstellingen over ‘wat iedereen al van je weet’ scherper te krijgen.

Stileer vervolgens die kenmerken radicaal: gebruik bijvoorbeeld één veelzeggend detail, denk aan ‘vertonen, niet vertellen’.

Hoe verandert ‘ik’?
Nog een andere manier om naar je ‘ik’ te kijken: maakt de ‘ik’ een ontwikkeling door – of blijft die gedurende het essay statisch, onveranderlijk? Je kunt als schrijver de vloeibaarheid van het ‘ik’ heel goed gebruiken om je essay te transformeren tot het verhaal van een reis. Een statisch ‘ik’ kan makkelijk vervallen in een alwetende verteller – een saaie predikant.

‘Ik’ heeft temperament
Misschien is je ‘ik’ slechts een stem. Zorg ervoor dat die dan geen ‘voice from nowhere’ is, maar een persoonlijkheid: flegmatiek of juist driftig, bekommerd om de wereld of juist ervan gedistantieerd, gedeprimeerd of juist verwachtingsvol.
Probeer vervolgens die karakterisering terug te laten komen in het ritme van je zinnen. Kort, staccato, meanderend, met veel ritmewisselingen of juist zeer regelmatig, als aanspoelende golven op een strand in de zomer.

Schrap ‘ik’ zo vaak als kan
Als je tevreden bent, zo min of meer, ga dan met een nog technischer oog kijken naar je ‘ik’. Markeer alle keren dat je ‘ik’ gebruikt en kijk eens of je het vaker kunt schrappen.
Het hele essay is immers al vanuit een ‘ik’ geschreven, dus kan het woordje ‘ik’ er ook nog vaak uit. Op een boek staat meestal ook niet Dit is de titel. Ander voorbeeld: ‘Ik las dat x schreef over een fietsreis naar y’: ‘x fietste naar y.’

Namens wie schrijf je?

Een deskundige blik op je schrijfplannen?

 

Ik. Jij. Wij: namens wie schrijf je?

Een kwestie die vooral essayisten hoofdbrekens kost, maar ook andere schrijvers soms kan hinderen. Wanneer gebruik je ‘ik’, of ‘jij’ of ‘wij’?

Disclaimer
Voor alle schrijftips geldt dat je ze moet opvatten als vuistregels, als ervaringsregels. Als je precies weet wat je doet, dan kun je er ook beter van afwijken. ‘Eerst leren sturen, voordat je uit de bocht vliegt’, hoorde ik Maartje Wortel op de radio zeggen. Ze citeerde haar leermeester Wim Brands.

‘Wij’
De schrijver die ‘wij’ schrijft, is vaak een predikant. De schrijver bedoelt vaak: ‘jullie’. Of de schrijver doelt op zichzelf, maar vermenigvuldigt zichzelf voor het gemak. ‘Wij moeten duurzaam gaan leven’. Ja, ja. Praat voor jezelf. Het lijkt heel inclusief, om ‘wij’ te schrijven, maar vaak blijkt de schrijver een zeer specifieke groep te bedoelen.
Ik word er vaak kriegel van, van de wij. Praat namens jezelf, niet namens mij!

Kun je dan nooit ‘wij’ schrijven? Tuurlijk wel. Doe het vooral als je naar een specifieke groep verwijst. In Wij zijn licht geeft Gerda Blees prachtige voorbeelden. Elk hoofdstuk is geschreven vanuit een ander perspectief, waaronder de buren, een sinaasappelgeur, de feiten, het dagelijks brood. En die stellen zich allemaal voor met ‘wij’.  Alsof een koor spreekt. Zo goed gedaan! Voorbeeld:

‘Wij zijn de nacht. Wij brengen duisternis en dronkenschap, kattengevechten, slaap en slapeloosheid, seks en sterfgevallen.  Wie in alle rust wil sterven, zonder al te veel gedoe en drama, zal dat bij voorkeur doen in ons, de nacht, terwijl de aankomende nabestaanden slapen.’

‘Jij’
Wie afstand wil houden van zichzelf, gebruikt automatisch ‘jij’. Parodieën hierop zijn te vinden in voetbalminnend Nederland. ‘Je gaat naar links, maar hij maakte een sliding, en je denkt, dan maar naar rechts’. Zoiets.

Algemeen advies: gebruik alleen ‘jij’ als je een concreet persoon aanspreekt. Sommige essays zijn vermomd als brief aan een specifieke lezer. Dan werkt ‘jij’ wel zeker.

Kortom: schrijf ‘jij’ als je niet naar jezelf verwijst (dan gebruik je ‘ik’). Schrijf ‘jij’ als je een concreet persoon aanspreekt.

‘Ik’
Het gebruik van ‘ik’ kent vele valkuilen. Vuistregel: gebruik ‘ik’ bewust, en zie dat deze ik onbekend is voor je publiek. Je zult je eigen ‘ik’ dus moeten benaderen als een personage.
Zoals cartoonisten met enkele streken een bekend persoon kunnen neerzetten, zo kun je ook je ‘ik’ enkele eigenschappen meegeven die meer verduidelijken over de context waarin deze ‘ik’ schrijft over haar of zijn blik op de wereld.

Leer beter en vooral interessanter schrijven
Word blij van een meedenker bij je schrijfproject

Over ouders, kinderen & schrijven

Andrew Solomon was als kind ernstig dyslectisch. Toen zijn moeder dat ontdekte, verzon ze allerlei speelse manieren om haar zoon toch aan het lezen en schrijven te krijgen, waardoor hij met behoud van eigenwaarde zijn obstakels met taal overwon.

Andrew is haar er nog steeds dankbaar voor. Ze heeft hem in staat gesteld dikke boeken te kunnen schrijven.

Lees “Over ouders, kinderen & schrijven” verder

Hij zei dat hij van haar hield, alleen…

Alleen hij zei dat hij van haar hield.
Hij alleen zei dat hij van haar hield.
Hij zei alleen dat hij van haar hield.
Hij zei dat alleen hij van haar hield.
Hij zei dat hij alleen van haar hield.
Hij zei dat hij van alleen haar hield.
Hij zei dat hij van haar alleen hield.
Hij zei dat hij van haar hield, alleen

 

Acht zinnetjes met acht exact dezelfde
woorden. Door alleen ‘alleen’ steeds
een woord op te laten schuiven, krijg
je acht verschillende mededelingen,
die allemaal iets anders betekenen en
ook alle acht in orde zijn.

Uit: Liesbeth Koenen, Liesbeths Onaffe, p. 18.