Goede seks: Ja! Ja! Ja!

Aan het einde van The voice kids betreden alle coaches en hun pupillen het podium. Ilse de Lange heeft haar hand op de schouder van een puberjongen die boven haar uitsteekt. Naast hen staat Marco Borsato met vóór zich zijn pupil. Hij wrijft het blonde meisje stevig over haar armen en fluistert iets in haar oor. Ze lacht, hij slaat zijn arm om haar borstkas waar die op tepelhoogte blijft liggen. Haar lach vergrijnst.

Ze duwt de hand van zich af, maar hij keert steeds terug naar dezelfde plek. Borsato straalt van genoegen. Het meisje kan geen kant op. Zelden zie je twee tegenstrijdige perspectieven zo helder gevangen in één shot.
Borsato is zich van geen kwaad bewust, denk ik. Zijn behoefte aan verbinding staat haaks op haar ongemak. Zeker weten doe ik dit overigens niet. Hoe weet je wat er in een ander omgaat?

Lees mijn essay ‘Goede seks kan niet zonder volmondig ja’ in Trouw (28 mei 2022) of in pdf, deel 1 en deel 2.

Schrijven is: weefsel creëren tussen A en B

Guido van der Werve studeerde ooit in Moskou. Op een dag stond hij op een brug te kijken naar een eindeloze rij auto’s die over de snelweg raasden. Opeens rende een man de snelweg op.  Hij werd aangereden. Van grote afstand zag Van der Werve hoe de man stierf. ’s Avonds bezocht de kunstenaar in het theater een beroemd ballet.

Die twee gebeurtenissen brachten hem tot het maken van de film ‘Nummer 2’, waarin je de kunstenaar ziet botsen op een voorbijgaande auto. Dan komt er een politiebusje langs waaruit vijf klassieke danseressen stappen. Op een Nederlandse klinkerstraat voeren ze een dans uit op muziek van Corelli. Wonderschoon. (En te zien in Filmmuseum Eye tot 29 mei 2022).

Dit is ware kunst – een kunst die ook in schrijven tot uitdrukking komt. Correctie: kan komen.

Je ziet, herinnert, ervaart, weet, creëert fenomeen A, en je ziet, herinnert, ervaart, weet, creëert fenomeen B.

De kunst is nu om een weefsel te produceren dat A en B aan elkaar relateert: een zelfdoding op een snelweg  met een ballet, bijvoorbeeld, of een triatlon die het hart van Chopin, begraven in Warschau, verbindt met zijn graf in Parijs (Film nummer 14 van Van der Werve).

Weefsel creëren door draden te spannen tussen A en B en die vervolgens te vullen met scenes, verhaallijnen, veelzeggende details.

Overigens knoopt Van der Werve veel meer fenomenen aan elkaar. Want op dezelfde dag dat hij het ongeluk en het ballet zag, had hij ’s ochtends voor zijn studie Russisch als oefening een contactadvertentie moeten schrijven. Hij schreef:

’s ochtends kan ik niet opstaan
’s middags verveel ik me
’s avonds ben ik moe
’s nachts kan ik niet slapen

Met die zinnen begint ‘Nummer 2, met als ondertitel ‘Just because I’m standing here doesn’t mean I want to’. De straat waar de danseressen hun ballet opvoeren ligt in Papendrecht, Van der Werve’s geboorteplaats.

In een interview in het radioprogramma Nooit meer slapen vertelde Van der Werve dat hij thuis veel spanningen ervoer.
In een van zijn films (Nummer 14) zie je dat geboortehuis, een rijtjeshuis met een jaren zeventig interieur. In de huiskamer speelt een orkest, in de slaapkamers zingt een koor. In een volgende scene bezetten de musici  de stoep. De kunstenaar verlaat het huis, waarna het ontploft. Glas spat uit alle ramen.

Het lijkt niet meer dan logisch dat de kunstenaar daarna opgehesen wordt aan een hijskraan die hem hoog boven het rijtjeshuis tilt.

Echte kunst heeft een logica, een logica die de lezer, de kijker, de luisteraar volkomen overtuigt.

Ik ben een deurkruk

Toen de minimalistische schilder Agnes Martin (1912-2004) een vraag kreeg over de reputatie van vrouwelijke kunstenaars als zijzelf, riposteerde ze: ‘Ik ben geen vrouw, ik ben een deurkruk’. Martin schilderde doeken met rasters en streepjes. Ze weigerde zichzelf te zien als vrouw of als lesbienne.
In haar nieuwste boek Ieder een lichaam legt Olivia Laing een associatief maar overtuigend verband tussen Martins geschilderde hokjes en haar pogingen om aan elke categorisering te ontsnappen.

Recensie in Trouw van Ieder een lichaam. Over verzet, verlangen en vrijheid van Olivia Laing (25 september 2021), hier in pdf)

Vind me in elk woord dat ik schrijf*

Een essay over essayeren

Manon Uphoff bracht haar jeugd door boven speciaalzaak Het Babyparadijs, dat ligt op de hoek van de Damstraat in Utrecht. Op de andere hoek, op de kruising met de Kanaalstraat, staat de uitstalling van groentewinkel Svetlana, een van de zeventien groentewinkels in Lombok.
Daar, bij die uitstalling inspecteer ik het aanbod met mijn handen. Ik ruik aan een roze vrucht met grove poriën. De man naast me, de sigaret in zijn hand verklaart zijn bruine tanden, vraagt bars: ‘Naam!’

Lees “Vind me in elk woord dat ik schrijf*” verder

Onaffe zinnen doen niet zoveel

Waarom mag je eigenlijk geen onaffe zinnen maken, vroeg een schrijver die had deelgenomen aan mijn workshop essay schrijven. In haar tekst kwamen veel onvolledige zinnen voor. Zonder persoonsvorm. Soms mooi geformuleerd. Met alleen wat zelfstandige naamwoorden. Geen handelingen. Of alleen maar handelingen, zonder onderwerp. Lachen. Zwijgen. Zo dus. Lees “Onaffe zinnen doen niet zoveel” verder

Geen mens kan leven tussen oorzaken

Met verkleumde handen aten we onze boterhammen op een bankje, en keken langs de wuivende grassen van de Piet Oudolftuin naar het platte, perfect gecomponeerde gebouw van Museum Voorlinden. Het was na de eerste intelligente lockdown, en voor de tweede. De musea waren opnieuw geopend, cafés en restaurants nog steeds dicht.
We hadden de hele riedel van mondkapje-op, desinfectie van de handen, afstand houden, kaartjes in een time-slot reserveren doorstaan. Ach, al we onze blote lijven met goudverf hadden moeten beschilderen, dan hadden we het ook gedaan, als we maar weer zouden mogen kijken naar kleuren en vormen, betoverende, grappige en soms ook dodelijk saaie kunst.

Geen mens kan leven tussen oorzaken is een essay over concepten van Hannah Arendt die kunnen helpen bij het denken over de corona-crisis. Trouw, 5 juni 2021, ook in pdf.

Wie ‘ik’ schrijft, heeft wat uit te leggen

Wie ‘ik’ schrijft – in een essay, bijvoorbeeld, heeft nogal wat uit te leggen. Hoe vertrouwd je eigen ik ook is, een onbekende lezer kent je niet.

En om het maar even bot te stellen: weinig lezers zullen zomaar geïnteresseerd zijn in jouw ‘ik’, tenzij je al bekend voor hen bent – als BN’er of als intimus.

Hieronder een aantal ongelijksoortige aanwijzingen en gedachten over het stileren van ‘ik’.  Gebruik ervan wat handig voor je is. Negeer vooral ook alles wat niet passend is.

Wat weet de lezer van jou?
Ik las De fundamenten van Ramsey Nasr, en het viel me op dat ik zijn teksten invul met wat ik uit andere media al vaagjes van hem weet: veertiger, man, acteur, dichter. Uit dit boek maak ik op: ah, wonend in een appartement, centrum Amsterdam, op de fiets naar de Stadsschouwburg voor zijn werk, alleen wonend.

Is dit soort kennis relevant? Interessant? Op detailniveau kun je achterhalen waarom soms wel. Een voorbeeld: uit pure corona-verveling en eenzaamheid draalt Nasr door zijn huis en stuit hij op een aantal lang vergeten dvd’s met klassieke films. Hij gaat ze bekijken. Eén ervan vormt stof voor nieuwe bespiegelingen. Zo creëert Nasr een verhaallijn. Was hij vader van drie kleine kinderen in Steenwijk, dan had hij die scene vast niet zó geschreven.

Wel persoonlijk, niet privé
Bedenk dat de lezer in principe niets van je weet. Dat hoeft ook helemaal niet, maar juist het essay biedt mogelijkheden om de lezer meer te verbinden met je gedachten, ideeën, ervaringen, via contact met de ‘ik’ van de schrijver.
Kijk daarom eens naar die ‘ik’ in je tekst. Schrijf op wat de lezer van deze ‘ik’ te weten komt. Soms is het te veel: dan staat er persoonlijke informatie in die particulier of privé is, alleen voor jou zeer betekenisvol maar voor de lezer irrelevant. Schrappen!

Situeer je ‘ik’ radicaal in de wereld
Meestal geeft een essay in eerste versie te weinig informatie over de ‘ik’. In dat geval: probeer je ‘ik’ radicaal te situeren in de wereld: plaats, tijd, lichaam, leeftijd, kleur, karakter – welke van deze en vele andere mogelijke kenmerken van de ‘ik’ kunnen bijdragen aan een kleurrijker, interessanter en vooral informatiever perspectief?

Blind date met je lezer
Soms helpt het om je een lezer voor te stellen, bijvoorbeeld iemand die je niet persoonlijk kent maar waar je wel graag contact mee wil krijgen.
Wat zou je tijdens een blind date met die persoon dan over jezelf vertellen?
Dit gedachte-experiment leidt juist soms weer tot te veel particuliere informatie, maar het kan je wel helpen om je vooronderstellingen over ‘wat iedereen al van je weet’ scherper te krijgen.

Stileer vervolgens die kenmerken radicaal: gebruik bijvoorbeeld één veelzeggend detail, denk aan ‘vertonen, niet vertellen’.

Hoe verandert ‘ik’?
Nog een andere manier om naar je ‘ik’ te kijken: maakt de ‘ik’ een ontwikkeling door – of blijft die gedurende het essay statisch, onveranderlijk? Je kunt als schrijver de vloeibaarheid van het ‘ik’ heel goed gebruiken om je essay te transformeren tot het verhaal van een reis. Een statisch ‘ik’ kan makkelijk vervallen in een alwetende verteller – een saaie predikant.

‘Ik’ heeft temperament
Misschien is je ‘ik’ slechts een stem. Zorg ervoor dat die dan geen ‘voice from nowhere’ is, maar een persoonlijkheid: flegmatiek of juist driftig, bekommerd om de wereld of juist ervan gedistantieerd, gedeprimeerd of juist verwachtingsvol.
Probeer vervolgens die karakterisering terug te laten komen in het ritme van je zinnen. Kort, staccato, meanderend, met veel ritmewisselingen of juist zeer regelmatig, als aanspoelende golven op een strand in de zomer.

Schrap ‘ik’ zo vaak als kan
Als je tevreden bent, zo min of meer, ga dan met een nog technischer oog kijken naar je ‘ik’. Markeer alle keren dat je ‘ik’ gebruikt en kijk eens of je het vaker kunt schrappen.
Het hele essay is immers al vanuit een ‘ik’ geschreven, dus kan het woordje ‘ik’ er ook nog vaak uit. Op een boek staat meestal ook niet Dit is de titel. Ander voorbeeld: ‘Ik las dat x schreef over een fietsreis naar y’: ‘x fietste naar y.’

Namens wie schrijf je?

Een deskundige blik op je schrijfplannen?

 

Ik. Jij. Wij: namens wie schrijf je?

Een kwestie die vooral essayisten hoofdbrekens kost, maar ook andere schrijvers soms kan hinderen. Wanneer gebruik je ‘ik’, of ‘jij’ of ‘wij’?

Disclaimer
Voor alle schrijftips geldt dat je ze moet opvatten als vuistregels, als ervaringsregels. Als je precies weet wat je doet, dan kun je er ook beter van afwijken. ‘Eerst leren sturen, voordat je uit de bocht vliegt’, hoorde ik Maartje Wortel op de radio zeggen. Ze citeerde haar leermeester Wim Brands.

‘Wij’
De schrijver die ‘wij’ schrijft, is vaak een predikant. De schrijver bedoelt vaak: ‘jullie’. Of de schrijver doelt op zichzelf, maar vermenigvuldigt zichzelf voor het gemak. ‘Wij moeten duurzaam gaan leven’. Ja, ja. Praat voor jezelf. Het lijkt heel inclusief, om ‘wij’ te schrijven, maar vaak blijkt de schrijver een zeer specifieke groep te bedoelen.
Ik word er vaak kriegel van, van de wij. Praat namens jezelf, niet namens mij!

Kun je dan nooit ‘wij’ schrijven? Tuurlijk wel. Doe het vooral als je naar een specifieke groep verwijst. In Wij zijn licht geeft Gerda Blees prachtige voorbeelden. Elk hoofdstuk is geschreven vanuit een ander perspectief, waaronder de buren, een sinaasappelgeur, de feiten, het dagelijks brood. En die stellen zich allemaal voor met ‘wij’.  Alsof een koor spreekt. Zo goed gedaan! Voorbeeld:

‘Wij zijn de nacht. Wij brengen duisternis en dronkenschap, kattengevechten, slaap en slapeloosheid, seks en sterfgevallen.  Wie in alle rust wil sterven, zonder al te veel gedoe en drama, zal dat bij voorkeur doen in ons, de nacht, terwijl de aankomende nabestaanden slapen.’

‘Jij’
Wie afstand wil houden van zichzelf, gebruikt automatisch ‘jij’. Parodieën hierop zijn te vinden in voetbalminnend Nederland. ‘Je gaat naar links, maar hij maakte een sliding, en je denkt, dan maar naar rechts’. Zoiets.

Algemeen advies: gebruik alleen ‘jij’ als je een concreet persoon aanspreekt. Sommige essays zijn vermomd als brief aan een specifieke lezer. Dan werkt ‘jij’ wel zeker.

Kortom: schrijf ‘jij’ als je niet naar jezelf verwijst (dan gebruik je ‘ik’). Schrijf ‘jij’ als je een concreet persoon aanspreekt.

‘Ik’
Het gebruik van ‘ik’ kent vele valkuilen. Vuistregel: gebruik ‘ik’ bewust, en zie dat deze ik onbekend is voor je publiek. Je zult je eigen ‘ik’ dus moeten benaderen als een personage.
Zoals cartoonisten met enkele streken een bekend persoon kunnen neerzetten, zo kun je ook je ‘ik’ enkele eigenschappen meegeven die meer verduidelijken over de context waarin deze ‘ik’ schrijft over haar of zijn blik op de wereld.

Leer beter en vooral interessanter schrijven
Word blij van een meedenker bij je schrijfproject

Beter worden van Corona

Beter worden van Corona is de titel van het advies dat adviseur ruimtelijke kwaliteit Noël van Dooren schreef voor de provincie Zuid-Holland.

De pandemie heeft laten zien dat gezondheid ook samenhangt met economie, met klimaat en met landschap. Wat kan een orgaan als de provincie daarmee doen? Die vraag leidde tot ontwerpstudies van stedenbouwkundig bureaus Urhahn en Flux, een advies en twee essays, één van regionaal ontwerper Jeroen van Schaik en één van mijn hand.

Over ouders, kinderen & schrijven

Andrew Solomon was als kind ernstig dyslectisch. Toen zijn moeder dat ontdekte, verzon ze allerlei speelse manieren om haar zoon toch aan het lezen en schrijven te krijgen, waardoor hij met behoud van eigenwaarde zijn obstakels met taal overwon.

Andrew is haar er nog steeds dankbaar voor. Ze heeft hem in staat gesteld dikke boeken te kunnen schrijven.

Lees “Over ouders, kinderen & schrijven” verder

Hij zei dat hij van haar hield, alleen…

Alleen hij zei dat hij van haar hield.
Hij alleen zei dat hij van haar hield.
Hij zei alleen dat hij van haar hield.
Hij zei dat alleen hij van haar hield.
Hij zei dat hij alleen van haar hield.
Hij zei dat hij van alleen haar hield.
Hij zei dat hij van haar alleen hield.
Hij zei dat hij van haar hield, alleen

 

Acht zinnetjes met acht exact dezelfde
woorden. Door alleen ‘alleen’ steeds
een woord op te laten schuiven, krijg
je acht verschillende mededelingen,
die allemaal iets anders betekenen en
ook alle acht in orde zijn.

Uit: Liesbeth Koenen, Liesbeths Onaffe, p. 18.